J Antenne voor 2m

WERKING J ANTENNE

 

Een J antenne (in feite een ZEPP antenne) kan beschouwd worden als een hele golf (λ) straler waarvan ιιn dipoolhelft (= ½ λ) opgevouwen is. Omdat in het laatste geval de geleiders erg dicht naast elkaar liggen doen zij niet mee aan de eigenlijke straling. Symmetrische voeding van een 1 × λ antenne is mogelijk op drie plaatsen volgens figuren a, b en c (fig»). U ziet in figuur d dat als een ½ λ gedeelte gevouwen wordt er nog steeds een symmetrisch voedingspunt blijft bestaan. Ook als het opgevouwen deel aan het uiteinde kortgesloten is, kan de zo gevormde ¼ λ stub over zijn hele lengte symmetrisch gevoed worden. Bij de zogenaamde "J" antenne is het voedingspunt ook symmetrisch. Vaak echter voedt men deze antenne met een coaxkabel en dan zou een balun of mantelsmoorspoel gebruikt moeten worden. Als men dat niet doet en bij voorbeeld een neonlampje als indicator toepast, dan ziet men dat de stroom en spanningsverdeling niet symmetrisch over de antenne is. Zonder balun maakt het niets uit hoe de coaxkabel aan de antenne aangesloten wordt.

VOEDING

 

 

De waterdichte versie

De experimentele versie.

 

 

Er worden wereldwijd veel 2-m J-antennes gebouwd van koperen waterleidingbuizen. De voeding wordt meestal symmetrisch (fig b) gekoppeld met een asymmetrische coaxkabel en het is dan niet zo eenvoudig om het systeem waterbestendig te maken.

Een methode om dat te voorkomen laat figuur c zien. Dat is met standaard installatiemateriaal ook gemakkelijk te maken en te combineren met het monteren van een coaxiale plug.

In mijn constructie werd 12 mm koperen waterleidingbuis gebruikt met twee daarbij behorende T koppelingen. Het opboren van een T koppeling maakt het mogelijk om antenne en tevens standbuis uit één stuk te laten bestaan. Voor het aan elkaar solderen van de twee koppelingen heeft u een ongeveer 18 mm lang tussenstuk nodig. Als u de 498 mm (binnen)maat van figuur a toepast, dan resoneert de ¼ golf stub precies in het midden van de 2 m band op 145 MHz.

 

COAXKABEL STRAALT

 

 

 

 

 

 

Vaak wordt er niet op gewezen dat zo'n eindgevoede antenne zonder radialen een stralende coaxkabel («fig) tot gevolg kan hebben. Als de antenne aan een metalen mast gemonteerd wordt, dient dat als "radiaal" en zal de straling van de kabel sterk verminderen. De mast neemt een deel van de straling over en dat wordt vergeten bij het aanprijzen van een J-antenne (J-pole).

 

 

 

 

¼ λ STUB

Wordt deze antenne met ander materiaal samengesteld dan moet eerst apart een stub gemaakt worden die in het midden van de band op lengte gebracht wordt met een dipper. Maak de lengte van de stub (fig») ongeveer 2 cm korter dan de berekende lengte en breng aan de uiteinden, b.v. met elastiekjes, draadeindjes aan die verschuiven kunnen worden om de totale lengte van de stub te veranderen. Tijdens de afregelprocedure is het verstandig om een met goede ontvanger te monitoren of de schaal van de dipmeter wel kloppend is. Daarna kan de constructie nagebouwd worden met de straler eraan en dan kan pas met een goede UHF SWR meter de plaats van de aanpassing bepaald worden.

Als alles correct afgeregeld is zal de lengte van de coaxkabel geen invloed hebben op de SWR en als men over de 2m band draait moet de SWR ten opzichte van de centrale frequentie op gelijke mate veranderen. Doet men het anders dan kan wel een punt met lage SWR gevonden worden maar zodra de voedingskabel een andere lengte krijgt is het al mis met de SWR. De fouten die men veel maakt hebben betrekking op:

-geen echte goede SWR meter voor 2 m gebruikt.

-verkeerde lengte van de stub, dat hangt immers af van de verkortingsfactor door materiaal en constructie

-verkeerde lengte van de straler.

-niet symmetrisch voeden van de stub, met een coaxkabel is een balun of matelstroomfilter nodig.